Een veranderend neerslagpatroon, bodemdaling en zeespiegelstijging zijn in een groot gebied in Noord-Nederland de oorzaak van een toename van de zoute kwel. Vooral agrariërs hebben last van de verzilting die hiervan het gevolg is. Het project Spaarwater onderzoekt op vier locaties in Noord-Holland, Friesland en Groningen verschillende oplossingen om verzilting tegen te gaan en duurzaam watergebruik in de agrarische sector mogelijk te maken. Opvangen van water op het eigen perceel, ondergrondse opslag van zoetwater op bedrijfsniveau, druppelirrigatie en optimalisatie van de drainage staan daarbij centraal.
Het project – één van de klimaatpilots binnen het Deltaprogramma Zoetwater – wordt uitgevoerd door een breed consortium waarbinnen Acacia Water de leiding heeft. Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is een van de projectpartners en draagt financieel bij aan het project. Esmée Vingerhoed van het hoogheemraadschap: “Het is onze verantwoordelijkheid als waterschap om het water zo goed en slim mogelijk te verdelen, of vast te houden. Maar als het niet of nauwelijks regent en de IJssel ook nauwelijks water aanvoert, kunnen we er geen water bij toveren. En een tekort aan zoetwater betekent dat er een probleem ontstaat voor agrariërs. Hoewel wij natuurlijk niet verantwoordelijk zijn voor hun bedrijfsvoering, willen we hen er wel van bewust maken dat zij in dergelijke situaties zelf ook iets kunnen doen. Daarom dragen we bij aan Spaarwater; de oplossingen die daarbinnen worden onderzocht bieden agrariërs een duurzaam handelingsperspectief.”
Effecten op het watersysteem als geheel
Ook voor het hoogheemraadschap zelf is nauwe betrokkenheid bij Spaarwater erg interessant, maakt Vingerhoed duidelijk. “We willen bijvoorbeeld graag weten welk effect het bufferen van water in de ondergrond heeft op het watersysteem. Wat gebeurt er als iedereen dit straks gaat doen? Bovendien zien we ook een ‘meekoppelkans’: het verminderen van de uitspoeling van nutriënten. Als je de waterkringloop binnen een perceel houdt, komen er wellicht minder fosfaten en nitraten in het oppervlaktewater. We kijken dus ook of de oplossingen die in Spaarwater worden beproefd bij kunnen dragen aan het behalen van de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water om de waterkwaliteit te verbeteren.”
Zout water terugdringen met zoet water
Het hoogheemraadschap is vanaf het prille beginnen bij Spaarwater betrokken. Vingerhoed: “Toen ik hoorde dat Acacia Water bezig was met het ontwikkelen van technieken om zoetwater in de ondergrond op te slaan en te bufferen, dacht ik: ‘hier gaan we op aanhaken.’ Vooral in ons zandige bollengebied zou dat een heel mooie oplossing kunnen zijn.” Het onderzoek op de Noord-Hollandse Spaarwater-locatie vindt plaats op een perceel in Breezand, gemeente Hollands Kroon en richt zich op druppelirrigatie. Door in de ondergrond een zoetwaterbel te creëren wordt het zoute kwelwater weggedrukt. Dankzij die bel heeft de agrariër ook in een droge periode goed zoetwater beschikbaar om zijn gewas van water te voorzien.
Overigens is er op de verschillende Spaarwaterlocaties steeds sprake van een net wat andere aanpak. “Dat is onder meer afhankelijk van de bodemsamenstelling en het grondgebruik. De ondergrond in Breezand is zandig en gaat het om bollenteelt. Op andere percelen staan bijvoorbeeld aardappelen en is de ondergrond kleiig. Het mooie is dus dat er binnen één project een heel scala aan oplossingen onderzocht wordt.”
De polder in en het gesprek aangaan
Over de manier waarop Acacia Water het project aanpakt, is Vingerhoed goed te spreken. “Het is een aanpak waarbij meer dan alleen techniek centraal staat. Wat vooral opvalt, is dat ze een luisterend oor hebben voor de omgeving, echt de polder in gaan en het gesprek voeren met de agrariër. ‘Waar heb je behoefte aan? Wat ga je volgend jaar op je perceel zetten en welke eisen stel je aan de watervoorziening?’ Dat gesprek beperkt zich overigens niet alleen tot de polder, maakt Vingerhoed duidelijk. Ze brengen de partijen die belang hebben bij deze nieuwe manier van omgaan met water met elkaar aan tafel. Dat zijn niet alleen de individuele agrariërs en landbouworganisaties, maar ook provincies en waterschappen bijvoorbeeld. We kijken echt samen hoe we verder kunnen komen en voor iedereen maximale winst uit het project kunnen halen.”